Drie keer meer blinde en slechtziende personen tegen 2050
19 DECEMBER 2017
In 2015 leefden wereldwijd 253 miljoen personen met een visuele handicap, onder wie 36 miljoen blinde en 217 miljoen slechtziende personen. Tegen 2050 zouden dat er drie keer zo veel zijn, als gevolg van de toename en vergrijzing van de bevolking. Dat bleek uit een onderzoek van een vijftiental internationale onderzoekers dat in september 2017 in het prestigieuze Britse wetenschappelijke tijdschrift ‘The Lancet Global Health’ verscheen.
2050 ... Over iets meer dan dertig jaar en amper één generatie verder dus. Dat is zo goed als morgen al. Volgens de becijferde voorspellingen van de onderzoekers zal het aantal blinde personen tegen 2050 verdubbelen en de kaap van 115 miljoen ronden. In dezelfde tijdspanne zou ook het aantal slechtziende personen, met een gematigde tot ernstige visuele handicap, verdrievoudigen tot 588 miljoen.
De onderzoeksmethode.
Professor Rupert A. Bourne (universiteit van Cambridge) en zijn collega’s analyseerden alle gegevens die tussen 1990 en 2015 werden uitgegeven, goed voor een totaal van 288 onderzoeken in 98 landen.
Op basis van die gegevens werd een wiskundig model uitgewerkt om de evolutie van die gegevens tussen 2020 en 2050 te voorspellen. De onderzoekers zelf benadrukken dat de resultaten gerelativeerd moeten worden, aangezien de kwaliteit en volledigheid van de gegevens verschilt naargelang de ligging van de landen. Bovendien hanteren niet alle landen dezelfde definitie van een visuele handicap.
Prevalentie
De prevalentie van een aandoening of handicap wordt doorgaans uitgedrukt met een percentage en geeft aan welk aandeel van de totale bevolking de aandoening of handicap heeft. De prevalentie vormt een maatstaf voor de gezondheidstoestand van een bevolking op een bepaald tijdstip of binnen een bepaalde periode, voor een specifieke aandoening of handicap, en rekening houdend met zowel nieuwe als oude gevallen. Net als bij een opiniepeiling of foto, geeft de prevalentie dus slechts een momentopname weer die alleen geldt voor de bestudeerde tijdstippen of periodes.
Wie is het hardst getroffen?
Zoals verwacht, is de prevalentie het grootst bij senioren. In 2015 was 86 % van de blinde personen ouder dan 50. Dezelfde leeftijdscategorie vertegenwoordigde dat jaar 80 % van de personen met een gematigde tot ernstige visuele handicap en 74 % van de personen met een lichte visuele handicap. Binnen deze leeftijdscategorie werd de hoogste prevalentie van blindheid opgetekend in de opkomende landen, in Azië, maar ook in Sub-Saharaans en Oost-Afrika. In die gebieden is 4 tot 5 % van de 50-plussers blind. Dat percentage ligt tien keer hoger dan in de hoge-inkomenslanden. Eenzelfde kloof valt op voor alle visuele handicapten, ongeacht hun ernst. Uit het onderzoek leren we ook dat vrouwen net iets vaker (55 %) met een visuele handicap kampen dan mannen. De zwaarst getroffen gebieden zijn Zuid-, Oost- en Zuidoost-Azië. Ook daar zijn de verschillen groot naargelang de levensstandaard per regio. Wat blindheid betreft bijvoorbeeld, bedraagt de algemene prevalentie in Australië en Nieuw-Zeeland 0,24 %, terwijl dat in Zuid-Azië oploopt tot 0,70 %.
Wat zijn de voornaamste oorzaken van een visuele handicap?
In 2015, het laatste jaar waarover cijfers bekend zijn, bleek onbehandeld cataract de grootste oorzaak van blindheid wereldwijd, gevolgd door ongecorrigeerde erectiestoornissen (zie kadertje) en glaucoom. Bij de oorzaken van slechtziendheid staan ongecorrigeerde refractiestoornissen op één, gevolgd door onbehandeld cataract en leeftijdsgebonden maculadegeneratie (LMD). Bij 50-plussers zijn die voornaamste oorzaken verantwoordelijk voor 55 % van de gevallen van blindheid en 77 % van de gevallen van slechtziendheid. Glaucoom ligt in 8,5 % van de gevallen aan de basis van blindheid, en LMD in 4,4 % van de gevallen aan de basis van slechtziendheid. Het is opmerkelijk dat de twee voornaamste aandoeningen, die aan de basis liggen van 80 % van de visuele aandoeningen, te voorkomen of te behandelen zijn. De impact van die aandoeningen houdt uiteraard verband met de moeizame toegang tot, of het gebrek aan, verzorging en geschikte optische correctiemiddelen in ontwikkelingslanden. In hoge-inkomenslanden zoals het onze, liggen vooral leeftijdsgebonden aandoeningen aan de basis van visuele handicaps (zoals LMD of glaucoom).
De geografische verschillen zijn significant. De prevalentie van blindheid als gevolg van cataract ligt lager dan 22 % in hoge-inkomenslanden, waarde operatie van cataract een courante en, voor de grote meerderheid van de patiënten, een betaalbare ingreep is. In Zuid- en Zuidoost-Azië, Oceanië en de meeste Sub-Saharaanse landen in Afrika loopt die prevalentie echter op tot 43 %. De prevalentie van slechtziendheid als gevolg van ongecorrigeerde refractiestoornissen ligt bijzonder hoog (66,4 %) in Oost-Azië. Kortom, zowat 90 % van de personen met een visuele handicap woont in een ontwikkelingsland.
Ongecorrigeerde refractiestoornissen.
Refractiestoornissen komen erg vaak voor. Het kan gaan om bijof verziendheid, astigmatisme of ouderdomsverziendheid. Bij refractiestoornissen kan het oog de beelden niet scherp krijgen, met een troebel zicht als resultaat. Wanneer dergelijke stoornissen op tijd en door een professionele oogheelkundige gecorrigeerd worden, kan het zicht bewaard blijven. Als een behandeling echter uitblijft (een bril, contactlenzen of chirurgische ingreep) of als er een foute diagnose wordt gesteld, kan dat leiden tot een visuele handicap of zelfs blindheid. Al in 2006 leefden volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) naar schatting 153 miljoen mensen wereldwijd met een visuele handicap die toe te schrijven was aan ongecorrigeerde refractiestoornissen: 8 miljoen personen onder hen waren blind, 145 miljoen slechtziend. Dit cijfer hield weliswaar geen rekening met personen die lijden aan een ernstige visuele handicap als gevolg van ouderdomsslechtziendheid. De studie van professor Bourne liet toe dit aantal op te trekken tot maar liefst 1 miljard 35 plussers, waarvan 667 miljoen in de leeftijdscategorie 50 jaar en ouder. Ongecorrigeerde refractiestoornissen zijn dan ook een prioriteit in het ooggezondheidsbeleid van de WHO.
Goed en slecht nieuws.
Laat ons beginnen met het goede nieuws: tussen 1990 en 2015 is de brutoprevalentie voor blindheid en slechtziendheid gedaald, respectievelijk van 0,75 % naar 0,48 %, en van 3,83 % naar 2,90 %. Die positieve evolutie valt toe te schrijven aan uiteenlopende factoren: de wereldwijde sociaal-economische ontwikkeling, de uitwerking van gerichte volksgezondheidsprogramma’s en een betere toegang tot oogheelkundige zorgen.
De prevalentie van ooginfecties, zoals trachoom 1 en onchocerciasis 2 is aanzienlijk afgenomen in de voorbije 25 jaar. De keerzijde van het verhaal – en meteen ook het slechte nieuws – is dat de vergrijzing van de bevolking die positieve evolutie tenietdoet, tot op een punt dat – zo stellen de onderzoekers – de prevalentie van blindheid en slechtziendheid minder snel zou afnemen en tegen 2020 opnieuw zal toenemen. We staan dus voor een heuse epidemie. Een klein lichtpuntje in dit sombere vooruitzicht is het feit dat deze voorspellingen geen rekening houden met een eventuele vooruitgang op het vlak van diagnosestellingen, behandelingen en de toegang tot gezondheidszorg.
Wat kunnen we doen?
In 2013 lanceerde de WHO het wereldactieplan 2014-2019 ‘Universal Eye Health’ voor een betere ooggezondheid, met als doel een meetbare afname van 25 % van het aantal gevallen van te vermijden visuele handicap tegen 2019. De voorspellingen van professor Bourne en zijn team brengen een opmerkelijke kloof aan het licht tussen die doelstelling en wat er tot nog toe is bereikt. Wereldwijd zijn met andere woorden dubbel zo veel inspanningen vereist.
Voor ons land ontbreken de officiële cijfergegevens nog steeds. Het onderzoek van het team van professor Bourne biedt echter een aantal interessante inzichten over de prevalentie van de voornaamste oorzaken van visuele handicaps in West-Europa bij 50-plussers (tabel 1 en 2). De cijfers tonen aan dat cataract nog steeds de voornaamste oorzaak van blindheid bij senioren is, gevolgd door LMD en – vrijwel in dezelfde mate – glaucoom en ongecorrigeerde refractiestoornissen. Wat slechtziendheid betreft, liggen ongecorrigeerde refractiestoornissen aan de oorsprong van bijna 50 % van de gevallen, wat best opmerkelijk is. De prevalentie van cataract en LMD is echter wel aan een terugval bezig.
Tableau 1. - Oorzaken van blindheid bij 50-plussers in West-Europa tussen 1990 en 2015.
Ongecorrigeerde refractiestoornissen | Cataract | Glaucoom | LMD | Diabetische retinopathie | Ondoorzichtig hoornvlies | Andere | |
1990 | 13,06 % | 24,85 % | 13,75 % | 19,16 % | 2,42 % | 3,34 % | 23,43 % |
2015 | 13,12 % | 21,42 % | 13,50 % | 15,39 % | 3,30 % | 2,43 % | 30,84 % |
Tableau 2. - Oorzaken van slechtziendheid bij 50-plussers in West-Europa tussen 1990 en 2015.
Ongecorrigeerde refractiestoornissen | Cataract | Glaucoom | LMD | Diabetische retinopathie | Ondoorzichtig hoornvlies | Andere | |
1990 | 49,34 % | 18,14 % | 3,59 % | 13,23 % | 2,45 % | 1,11 % | 12,15 % |
2015 | 49,61 % | 15,49 % | 3,58 % | 10,68 % | 3,48 % | 0,81 % | 16,35 % |
Hoe dan ook staat België voor het fenomeen van de vergrijzing, dat nog aan intensiteit zal toenemen nu de babyboomgeneratie tot de leeftijdscategorie van senioren gaat behoren. We stellen dezelfde evolutie vast onder het aantal begunstigden van de Brailleliga (grafiek 1). De voorbije tien jaar merkten we een indrukwekkende en constante stijging op van de categorie 65-plussers, terwijl de toename bij de jongere categorieën relatief stabiel bleef.
De voorspellingen van het team van professor Bourne wijzen erop dat de Brailleliga de komende jaren ongetwijfeld nog aanzienlijk meer begunstigden zal tellen, en dat ze bijgevolg ook haar diensten verder zal moeten ontwikkelen. Ook de preventieactiviteiten moeten worden opgevoerd, meer bepaald om de te voorkomen oorzaken van visuele handicaps terug te schroeven. Verder is er meer dan ooit nood aan steun voor wetenschappelijk oogheelkundig onderzoek. Om die uitdagingen het hoofd te bieden, rekent de Brailleliga op ieders bijdrage.